Perseveratieve cognities en cognitieve dysfunctie na adjuvante behandeling voor borstkanker

Psychosociaal
Promotors:
Wim Schrauwen (UZGent)
Project Partners:
UZGent
Budget uitgereikt door Kom op tegen Kanker:
€65.000

Samenvatting

Eén van de tot dusver nog steeds onderschatte problemen in de nasleep van behandeling voor kanker betreft cognitief functioneren, cruciaal voor normale prestatie. Dat laatste is niet onbelangrijk; 50% van patiënten krijgt zijn diagnose in een actieve werkleeftijd. Het vermogen om de taken van het leven opnieuw te kunnen opnemen zou wel eens een belangrijke kracht kunnen betekenen in de wijze waarop patiënten kanker overwinnen. Het fenomeen is hoofdzakelijk bij borstkankerpatiënten onderzocht, maar ook in andere kankerpopulaties, zoals darm-, testiskanker en hematologische aandoeningen. Binnen de borstkankerpopulatie is de klacht ook het sterkst aanwezig. Van deze adjuvant behandelde borstkankerpopulatie geeft tot 80% en meer aan cognitieve problemen te ervaren tijdens en in de nasleep van behandeling. Tot 30% ondervindt een vorm van dysfunctie op lange termijn, tot vele jaren later. Onderzoek in het ‘Cancer & Cognition’-domein heeft verduidelijkt dat ‘chemobrain’ een complex fenomeen is waaraan diverse oorzaken en invloeden bijdragen, ook patiënten die niet systemisch behandeld werden klagen van cognitieve achteruitgang en een handvol kandidaatmechanismen moeten in rekening gebracht worden wanneer kanker- en behandelingsgerelateerde cognitieve veranderingen onderzocht worden. Onze hypothese is dat piekeren en rumineren een impact hebben op werkgeheugen en op die wijze cognitieve klachten in de hand werken. Gezien Eureka (het UZ Gent revalidatieprogramma voor borstkanker) en andere programma’s in het ziekenhuis en in andere ziekenhuizen lopende zijn, is het vanzelfsprekend om de in dit onderzoek verworven kennis te implementeren in de bestaande zorg. Onderstaand project werd opgezet in 2010 en het vergaren van de data liep tot 2015. Deze data liggen op tafel om verwerkt en gepubliceerd te worden. Het aanvullende kwalitatieve deel heeft de verwerking van deze data zeker vertraagd. Daarnaast ben ik als clinicus met jaren ervaring in de oncologie en het recente diensthoofdschap Medische Psychologie in het UZ Gent belemmerd in de mogelijkheden om dit interessante project tot een goed einde te brengen en kom ik door mijn leeftijd niet meer in aanmerking voor de meer gebruikelijke financiële steun. Deze aanvraag heeft dan ook geen betrekking op het starten van een onderzoek en het aanwerven van een onderzoeker, maar vraagt een klinisch mandaat, deeltijds, die mijn klinisch werk kan overnemen en ondersteunen, teneinde het onderzoek af te werken. In het kader van dit doctoraatsonderzoek recruteerden we 110 borstkankerpatiënten in de borstkliniek van het UZ Gent, die we voor, tijdens en na behandeling binnen een tijdsverloop van 1.5 jaar op 4 tijdstippen neuropsychologische testen afnamen en bevroegen op cognitieve klachten, op angst-depressie, piekeren en rumineren. 50 gezonde controles (leeftijd en opleiding-gematched) werden daarnaast gerecruteerd voor test –hertest, met 6 maand interval. Voor het kwalitatieve deel nodigden we alle vrouwen uit die deelnamen aan het onderzoek, onder de voorwaarden dat ze chemotherapie kregen en cognitieve klachten ervaarden; we wilden namelijk een zo homogeen mogelijke groep betrekken in dit kwalitatieve deel. We bereikten vrij snel data-saturatie, maar namen verder interviews af van alle vrouwen die zich melden. We verkregen op deze manier 15 bijzonder rijke interviews.