Verhoging betrokkenheid en inspraak van huisarts en patiënt bij de bespreking van de resultaten van het MOC.

Psychosociaal
Promotors:
Patrik Vankrunkelsven (KU Leuven)
Project Partners:
KU Leuven
Budget uitgereikt door Kom op tegen Kanker:
€153.165

Samenvatting

Het behandelen van een patiënt met kanker is teamwerk geworden, met de betrokkenheid van veel verschillende disciplines. Echter, hoe meer disciplines, hoe ingewikkelder de coördinatie is. Een antwoord op deze groeiende complexiteit vormen de “Multidisciplinaire oncologische consulten (MOCs)”. Na 10 jaar toepassing ervan in de praktijk heeft het KCE voor het RIZIV de MOCs geëvalueerd. Eén van de belangrijkste conclusies uit hun rapport is dat de MOCs in grote mate bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de oncologische zorg in België. Maar volgens het KCE drijft er een hardnekkige donkere wolk boven het systeem: de zeer lage deelnamegraad van de huisartsen. Om de patiëntgerichtheid van de zorg te verbeteren, is deze deelname juist van belang. Er dient immers niet alleen naar de doeltreffendheid van een kankerbehandeling gekeken te worden, maar ook naar de levenskwaliteit van de patiënt tijdens en na behandeling. Huisartsen kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Zij kennen hun patiënten het best, met hun voorgeschiedenis, hun huidige problemen en hun verlangens voor de toekomst. De denktank van de Vlaamse Liga tegen Kanker heeft in dezelfde richting geadviseerd, namelijk dat er bij de beslissing omtrent behandeling meer ruimte gecreëerd moet worden om de patiënt in een ruimer kader te zien en rekening te houden met zijn/haar individuele wensen en voorkeuren, sociale context, co-morbiditeiten, et cetera. Deze positieversterking van de patiënt is des te prangender omdat uit eerder onderzoek blijkt dat de interactie en onderhandelingsruimte tussen behandelende specialist en de patiënt eerder vermindert dan verbetert na een multidisciplinair overleg: het advies van de groep deskundigen verkrijgt het aura van een gezagsargument en ‘de beste oplossing’ en het is moeilijk om daar van af te wijken. Maar de optie om dit tegengewicht in de handen van de huisarts te leggen, leidde nergens naar: gemiddeld bedraagt de aanwezigheid bij het MOC overleg 2,7%, ondanks vele initiatieven om de aanwezigheid van de huisarts te verbeteren. Misschien moeten we ophouden om dat percentage proberen te verbeteren: het is logistiek moeilijk en daarenboven is de inbreng van de huisarts tijdens het MOC omwille van de techniciteit erg beperkt.
Daarom kiezen we in dit project voor een andere aanpak om de positieve verworvenheden van het MOC te combineren met de voorkeuren en verwachtingen van de patiënt: we stellen voor om de patiënt en de huisarts ná de MOC samen te brengen met de behandelende specialist om de besluiten van de MOC te bespreken. Een voorwaarde hiervoor is wel dat de MOC-besluiten meer open-ended zijn: verschillende opties moeten naast elkaar met voor en nadelen geformuleerd worden.

Doelstellingen:
1. We laten het MOC op de huidige manier functioneren. Maar met het oog op een echt open overleg met de patiënt moeten de besluiten van het MOC, zoals hierboven aangegeven, meer open-ended zijn. We willen weten in hoeverre deelnemers aan de MOC dit een haalbaar alternatief vinden en hoe dit kan bereikt worden.
2. De zogenaamde lange consultatie voor het meedelen en bespreken van de diagnose willen we gebruiken voor een triangulair overleg tussen de patiënt, de behandelende specialist en de huisarts. Tijdens dit uitslaggesprek met de patiënt, worden de verschillende mogelijkheden afgewogen met hun voor en nadelen. Pas daarna wordt het behandelplan definitief gemaakt De vraag is in hoeverre de medisch specialist, huisarts en patiënt dit een haalbare methode vinden voor meer inbreng van de voorkeuren en verwachtingen van de patiënt in het definitieve behandelplan.
3. Daarnaast moet onderzocht op welke wijze de patiënt tijdens dit gesprek het beste ondersteund kan worden om een afgewogen beslissing te kunnen nemen.